De Aston Martin V8 is een supersportwagen met een hele goede houdbaarheid. Twintig jaar lang – van 1969 tot 1989 – werd het model geproduceerd, en bleef al die jaren vrijwel ongewijzigd. Het exemplaar dat wij in onze werkplaats hadden, vroeg wel om wat aandacht. Het plaatwerk was op sommige plekken heel hard aan restauratie toe. Een mooie uitdaging, en een nog mooier eindresultaat.
De schreeuw om een V8
De clientèle van Aston Martin, die het in een tijd van V8-geweld voornamelijk moesten doen met zes-in-lijn motoren, lieten letterlijk van zich horen in de jaren zeventig: de behoefte aan een achtcilinder Aston Martin was groot. Om aan die behoefte te voldoen werd de DBS ontwikkeld. Deze zou groot genoeg zijn om een door Tadek Marek ontwikkelde 5.3 liter V8 te verstouwen. Een klein probleem: de motor was nog niet klaar. De DBS verscheen daarom toch nog kort met de vertrouwde zes-in-lijn uit de DB6 ten tonele. Twee jaar later was de V8 echter productierijp, en zo werd de Aston Martin V8 geboren.
Een Britse Mustang?
Je hoeft geen ontzettende autokenner te zijn om te zien dat de Aston Martin V8 aardig wat overeenkomsten vertoont met één van de populairste (en véél betaalbaardere) auto’s uit die tijd. De ontwerper van de auto, William Towns, heeft zelfs ruiterlijk toegegeven een aantal stijlelementen van het eerste model Ford Mustang te hebben ‘geleend’. Chinese praktijken, maar dan wél in good old England. Er zijn echter slechtere modellen te bedenken om van te ‘lenen’, en beter goed gejat dan slecht bedacht. De Aston Martin V8 is een ontstellend knappe wagen geworden en je vraagt je haast af waarom de huidige, gelikte AM-modellen zo afwijken van deze, stoere, haast grove look. Wij worden er in ieder geval erg blij van, en met ons velen.
Een beul van een motor
Marek’s V8 motor werd geleverd met een injectiesysteem van Bosch, om aan strengere emissienormen te voldoen. Helaas bleek dit systeem niet altijd even betrouwbaar, en werd in 1973 overgestapt naar carburators van Weber. De prestaties van de V8 gecombineerd met deze carburators was ongekend voor die tijd, en ook vandaag de dag geen kattenpis: van 0 tot 100 in 5,7 seconden (met injectiesysteem was dat 5.9) en een topsnelheid van rond de 257 km/u. Officiële cijfers zijn nooit vrijgegeven, maar de paardenkrachten worden geschat op 315 en het kilowattage op 235.