De Citroën Ami (in Frankrijk ook wel bekend als 3CV) is misschien niet zo bekend als zijn kleine broertje, de 2CV en zijn grotere broer, de DS, maar het is desalniettemin een rijk stukje autogeschiedenis; dé middenklasser van Citroën vanaf de jaren zestig. We hebben er een aantal in de werkplaats gehad. Van volledige restauraties tot schadeherstel.
De middenmoot
Begin jaren zestig voerde Citroën feitelijk twee modellen personenwagens. De instapper, 2CV genaamd, en het topmodel voor de gegoede burgerij, de inmiddels minstens zo legendarische Citroën DS. Tussen deze twee modellen zat een groot gat dat opgevuld moest worden. Flaminio Bertoni – die eerder al de Traction avant, de 2CV en de DS op papier zette – ontwierp de auto met zijn nogal opvallende achtersteven. Deze viel niet bij iedereen in de smaak, maar toch verkocht de auto goed.
Give me a Break
In bijna 60 jaar is er wat sommige dingen betreft niet veel veranderd: een succesvolle middenklasser is pas een succesvolle middenklasser als er ook een station-variant van op de markt is. Halverwege de jaren zestig ontwierp Bertoni de Citroën Ami Break. Zonder het malle achterruitje, en wellicht daardoor voor meer mensen interessant.
Voor mensen met geduld
Dat de Citroën Ami nooit een scheurijzer is geweest laat zich raden. De zwaarst gemotoriseerde versie, de Ami Super, werd uitgerust met een viercilinder GS-motor. 61 paardekrachten waren goed voor 0 tot 100 in ruim 16 seconden en een topsnelheid van 145 km/h. Niet slecht voor die tijd, maar de ‘normale’ versies hadden al een stuk minder haast. Toch is er ooit nog eens een exotischer variant geweest van de Ami: de M35. Een coupé met een heuse Wankelmotor. Van dit model werden er 267 gemaakt. Helaas bleef het bij een experimenteel model, en alle exemplaren zijn teruggehaald door Citroën en op een stuk of vijf na vernietigd. Doodzonde natuurlijk, maar wisten die Fransen veel dat er vandaag de dag mensen zijn die een moord zouden doen om een exclusieve klassieker met een dubbele chevron op de neus te bezitten…