De Ferrari 330 GT 2+2, in productie van 1964 tot 1967, was alweer de tweede vierzitter van Ferrari. Van het exemplaar dat wij in de werkplaats hadden, hebben we het plaatwerk onder handen genomen en opnieuw gespoten, voor de auto verkocht werd tijdens de Techno Classica in Essen.
De opvolger van de 250 GTE 2+2
De Ferrari 330 GT 2+2 coupé werd in januari 1964 aangekondigd en werd in diezelfde maand voor het eerst aan het publiek getoond tijdens de Autosalon Brussel. De Ferrari 330 GT 2+2 was de vervanger van de Ferrari 250 GTE (waarvan wij het geluk hadden er ook één in de werkplaats te hebben gehad). Dit laatste model kende aan het eind van de productie een ‘limited edition’; honderd exemplaren die de naam ‘330 America’ droegen. Qua uiterlijke kenmerken identiek aan de 250 GTE, maar dan uitgerust met een vier liter V12-motor.
De pen van Pininfarina
Net als zijn voorganger werd de Ferrari 330 GT 2+2 getekend met de pen van Pininfarina. De lijnen werden vloeiender en ronder, waardoor in de kofferbak meer ruimte ontstond. Met een 50 mm grotere wielbasis dan zijn voorloper, en een redesign van het interieur, kregen de passagiers op de achterbank iets meer hoofd- en beenruimte, hetgeen absoluut geen overbodige luxe was in het toch al krappe 2+2-concept. Het grote voordeel van het opnieuw ontworpen achtersteven; meer ruimte achterin, en geen verlies van ‘lebensraum’ voorin.
Een renpaard voor vier
De Ferrari 330 GT 2+2 heeft een leegewicht van 1380 kilo. Dat gewicht wordt voortgestuwd door een vierliter V12 met twee kleppen per cylinder en drie (!) Weber-carburateurs. De motor produceert 300pk en is goed voor een topsnelheid van 245 kilometer per uur. Zelfs vandaag de dag zijn dat geen cijfers om je voor te schamen, maar zeker in de jaren zestig was dit ongekend snel.